Lesedauer 5 Minuten  

Steeds meer stalhouders doen ongelooflijk veel moeite om écht goed, gezond en paardvriendelijk hooi te produceren. Een hartelijk dankjewel aan al deze landbouwers, want hooi vormt de basis voor de gezondheid van paarden.

Toch gebeurt het telkens weer: je hebt kurkdroog, prima hooi binnengehaald en onder optimale omstandigheden opgeslagen – en ergens tussen januari en maart maak je een baal open die beschimmeld blijkt. Hoe kan dat, het hooi was bij de oogst toch echt droog en helemaal niet beschimmeld?

Levende planten kunnen schimmel afweren

Zolang planten vitaal zijn, verdedigen ze zich tegen besmetting door micro-organismen – naast diverse bacteriën en virussen ook schimmels. Sterft de plant af, dan valt die afweer weg en beginnen de overal aanwezige (ubiquitaire) schimmelsporen het dode plantenmateriaal te koloniseren. Planten kunnen energie uit zonlicht en CO₂ halen; schimmels kunnen dat niet. Ze nemen een tussenpositie in tussen planten en dieren: ze bewegen zich – in tegenstelling tot dieren – niet zelfstandig voort, maar kunnen – in tegenstelling tot planten – geen fotosynthese doen. Schimmels behoren tot de saprofyten: ze leven van dood organisch materiaal. Daarom koloniseren schimmelsoorten zo graag afgestorven planten – voor de schimmel is dat één groot “all-you-can-eat”-buffet.

Laat gemaaid hooi bevat vaak al schimmels

Hoe later je hooit, des te meer afgestorven planten er al in de wei staan. Zodra een grassoort bijvoorbeeld gebloeid heeft en haar zaden gevormd, gerijpt en afgevallen zijn, is haar taak voor dat jaar klaar. Ze trekt haar levenskracht en voedingsstoffen terug in de wortelstok en groeit in het volgende voorjaar weer uit. Het dode bovengrondse deel kan dan door schimmels worden gekoloniseerd. In het hooi herken je dat aan bladeren van grassen die bij de oogst al langer dood waren: ze vertonen grijze vlekken of ringen die je met je vinger niet kunt wegwrijven – de schimmel zit in het bladweefsel, niet op het blad. Zo kan schimmel al op het moment van hooien in de baal aanwezig zijn, zonder dat je het echt merkt.

Hooi voeren in een loopstal
Vroeger maaien is geen oplossing voor een beschimmelde oogst © Adobe Stock / Acceptfoto

Vroeger maaien is geen oplossing

Je zou denken: dan maaien we toch gewoon eerder, wanneer de planten nog vitaal zijn? Voor paardenhooi levert dat twee problemen op. Ten eerste wordt het hooi dan veel te voedzaam: hoe eerder je maait, hoe hoger doorgaans eiwit- en suikergehalten. Omdat we in de stallen toch al veel te veel paarden met overgewicht hebben, is het juist wenselijk armhooi te produceren. Alleen zo kun je 24/7 hooi aanbieden (noodzakelijk voor het maagdarmstelsel en de psyche van het paard) zónder dat de paarden op den duur “rollend” door de paddock gaan.

Ten tweede helpt vroeg maaien niet echt tegen oogstschimmel. Al na ongeveer 50 uur na het maaien trekken schimmels het gemaaide gewas in – heel normaal. Met het maaien sterft de plant immers af, kan zich niet meer verdedigen en de schimmel trekt erin. Omdat hooi – afhankelijk van het weer – drie tot vijf dagen nodig heeft om voldoende te drogen voor het persen, zit er in op de grond gedroogde hooibalen altijd al een zekere hoeveelheid schimmel. Dat is op zich niet problematisch, omdat die hoeveelheid zo gering is dat ze geen gezondheidsgevolgen voor paarden heeft – mits de schimmel zich tijdens de opslag niet verder vermenigvuldigt.

Niets kan tegen winterweer op

Knal­koude winterdagen gaan meestal gepaard met lage luchtvochtigheid – ongunstig voor onze schimmel-“onderhuurders” die het zich tijdens de oogst in de baal gemakkelijk hebben gemaakt. Onder zulke omstandigheden kunnen schimmels zich niet verder uitbreiden; de besmetting blijft minimaal en het hooi is zonder problemen te voeren.

Anders wordt het bij een zacht, vochtig wintertype – helaas door klimaatverandering steeds vaker. Rond het vriespunt en met 98% luchtvochtigheid vindt de schimmel prima omstandigheden om in de baal langzaam door te groeien en zich geleidelijk te vermeerderen. Dan gebeurt het dat je ergens in januari, februari of maart een nieuwe baal openmaakt en ineens met schimmel geconfronteerd wordt.

Omgaan met hooi van mindere kwaliteit

Het lastige is: in zulke winters kun je het hooi vaak niet simpelweg weggooien en “even bij de buurman” nieuw halen – die kampt met precies hetzelfde probleem. Vaak blijft er niets anders over dan het hooi tóch te blijven voeren en de paarden zo goed mogelijk te managen zodat ze ermee kunnen omgaan.

Daarbij helpt het om het hooi licht te bevochtigen (bijv. met een gieter of plantenspuit) om de luchtwegen te ontlasten; het constant inademen van met schimmelsporen doordrenkte hooistof kan op termijn allergieën uitlokken. Bij paarden die allergisch reageren op schimmelsporen is stomen van het hooi vaak de enige oplossing. Bouwinstructies voor stoomapparaten zijn online te vinden; er zijn ook commerciële toestellen te koop. De schimmeltoxinen kun je binden met zogeheten mycotoxinebinders zoals OKAPI EndoProtect, zodat ze niet via de darmwand worden opgenomen en de stofwisseling belasten.

Het is allemaal verre van ideaal, dat is duidelijk. Omdat we door klimaatverandering in de winter (én zomer) steeds vaker ongunstige weersomstandigheden hebben, kun je op middellange termijn denken aan de aanschaf van een hooistof-afzuiginstallatie of een hooidrooginstallatie om stabielere hooi­kwaliteit te voeren. Beide zijn echter forse investeringendie zich meestal alleen voor grote bedrijven, stallen of landbouwcoöperaties lonen – voor de individuele paardeneigenaar vaak onbetaalbaar. Dan rest: zoveel mogelijk op kwaliteit letten en in noodgevallen met passende maatregelen bijsturen tot het weideseizoen start en de nieuwe hooioogst binnen is.

Meer over hooi-kwaliteit lees je hier: Conservering en ontsmetting van hooi en Waarom wil mijn paard het beste voer niet eten terwijl zijn buurman zelfs beschimmeld hooi naar binnen werkt?

Team Sanoanimal
Laatste berichten van Team Sanoanimal (alles zien)