Je ziet steeds vaker dat paardeneigenaren in de winter hun krachtvoerrantsoenen „verrijken“ met royale hoeveelheden olie. Dit zou meer energie moeten leveren en zorgen voor een mooie, glanzende vacht. Maar wat gebeurt er eigenlijk met de olie in het paard?
De vertering van olie en vet
Elke vorm van olie of vet moet in de dunne darm worden verteerd. Dat betekent dat een verteringsenzym, genaamd lipase, in de dunne darm deze vetten moet afbreken tot hun bouwstenen: vetzuren. Pas deze vetzuren kunnen worden opgenomen en door het paard biologisch effectief worden benut.
Voordat de lipase zijn werk kan doen, moet het vet echter eerst worden geëmulgeerd: het moet wateroplosbaar worden gemaakt. Lipase is namelijk een wateroplosbaar verteringsenzym en kan aanvankelijk niets beginnen met het „vetlaagje op de waterige voedermassa.“
Deze emulsificatie wordt verzorgd door de galvloeistof, meer specifiek de galzuren. Galzuren hebben een vetoplosbare kant, die zich in het vet nestelt, en een wateroplosbare kant, die naar buiten wijst. Wanneer het vetlaagje door de darmperistaltiek wordt gemengd en in kleine druppeltjes wordt verdeeld, kunnen de emulgatormoleculen zich in deze druppeltjes nestelen. Hierdoor zien ze er binnen de kortste keren uit als kleine stekelige balletjes – binnenin de oliedruppel en aan de buitenkant de wateroplosbare armen van de emulgatoren.
Deze geëmulgeerde druppeltjes kunnen nu door de lipase worden aangevallen en afgebroken in vetzuren, waardoor ze überhaupt pas bruikbaar worden.
Het paard heeft geen galblaas
Omdat dit proces essentieel is, hebben alle zoogdieren die van nature vetrijk voedsel eten (zoals honden of mensen) een galblaas ontwikkeld. Deze slaat de galvloeistof, die constant door de lever wordt geproduceerd, op en geeft deze pas vrij in de dunne darm wanneer vetrijke voeding vanuit de maag binnenkomt.
Het paard daarentegen heeft van nature geen galblaas, omdat het niet is aangepast aan vetrijk voedsel. Komt de goedbedoelde portie olie nu binnen, dan is er niet genoeg galvloeistof beschikbaar om deze vetten in één keer te emulgeren en te verteren.
En nu gebeuren er verschillende ongewenste dingen bij het paard:
1. De olie bedekt de hele voedselbrij met een fijn vetlaagje, wat ertoe leidt dat ook de andere verteringsenzymen hun werk niet goed kunnen doen: zetmeel en eiwitten kunnen niet voldoende worden afgebroken en opgenomen.
In plaats daarvan belandt een aanzienlijk deel van het krachtvoer in de dikke darm, waar het de verkeerde micro-organismen laat groeien, zoals melkzuurbacteriën die daar niet thuishoren. Bovendien werken onverteerde vreemde vetten, wanneer ze in de dikke darm terechtkomen, giftig op de darmflora. Deze kleine helpers, die normaal gesproken het hooi verteren, sterven hierdoor deels af.
Het rantsoen is theoretisch verrijkt met veel energie (olie). In het paard komt daar echter veel minder van aan dan wanneer er geen olie was toegevoegd. Door de olie kunnen nu namelijk noch het zetmeel, noch de eiwitten, noch de cellulose goed worden verteerd.
2. Het paard neemt – en dit is een bijzonderheid vergeleken met andere diersoorten! – een deel van de onverteerde vreemde vetten op. Deze worden voorlopig opgeslagen in het vetweefsel, omdat het lichaam probeert deze vreemde vetten zo snel mogelijk uit de bloedbaan te verwijderen.
Deze vreemde vetten zijn biologisch niet bruikbaar voor het paard, omdat ze niet effectief kunnen worden gesplitst in vetzuren om daaruit lichaamseigen, vetgebaseerde moleculen op te bouwen. Ze worden dus als onbruikbaar afval verwijderd, voornamelijk via de talgklieren in de huid.
Dit zorgt ervoor dat het paard sterk glanst – net als een stuk spek! Omdat de vreemde vetten als een laagje over de individuele haren liggen. Dit heeft niets te maken met een gezonde vacht, maar met afvalverwijdering via de huid.
Je ziet dus: het verrijken van het voer met olie is niet zinvol en schaadt de stofwisseling meer dan dat het helpt. Daarom moet men hier bijzonder voorzichtig mee omgaan.

Hoe voer je waardevolle vetzuren?
Waardevolle vetzuren, die het paard in de winter zeker kan gebruiken, kunnen worden bijgevoerd in de vorm van olierijke zaden: zonnebloempitten, rozenbottelpitten, lijnzaad, af en toe een walnoot of OKAPI Wilde Zaden.
In de vorm van zaden komen de vetzuren in een beter verteerbare vorm in de darm en kunnen zo ook effectief worden benut. De stofwisseling bouwt hiervan nieuwe celmembranen, steroïde hormonen en andere belangrijke lichaamseigen moleculen.
Overigens gebruikt de stofwisseling van het paard vetzuren (evenals eiwitten) alleen in het uiterste geval als energiebron. Dit levert namelijk „vuile“ energie op, waarbij veel ketonlichamen als afval overblijven, die moeizaam moeten worden afgevoerd.
De stofwisseling van het paard is gericht op suikerverbruik als het om energieopwekking gaat. En deze suiker komt gewoonlijk als langzame energie uit de cellulose van het ruwvoer. Dus liever meer hooi dan olie!
Meer over dit onderwerp: Oliezaden – een belangrijke ondersteuning in de winter
- Lijnzaad in de paardenvoeding - 28. januari 2025
- Basisprincipes van de voeding van fokmerries - 23. januari 2025
- Hoe paarden leren – Basisprincipes van het leervermogen - 4. januari 2025